Een ruim hart
Milly is een bescheiden, maar krachtige vrouw, die zich niet gauw laat kennen. In haar jeugd heeft ze geleerd zich te wapenen tegen de buitenwereld. Wie echter een tijdje met haar optrekt, ziet een lieve, kwetsbare vrouw, die getekend is door de armoede waarin ze opgroeide. Ze kan zich als geen ander verplaatsen in de situaties waaruit de kinderen van het project komen. Armoede is zwaar en werken in deze omstandigheden vraagt veel van haar. “Soms klopt de hopeloosheid aan mijn hart,” vertelt ze, “maar ik geef niet op, want ieder kind is het waard om voor te gaan.” Onder haar harde buitenkant zit een hart dat zo ruim is, dat het met gemak vierhonderd kinderen kan bergen.
Van de regen in de drup
Milly groeide op als middelste in een gezin met negen kinderen. Het geld dat haar vader verdiende, ging grotendeels op aan zijn eigen drank. Er was bijna nooit genoeg te eten. “Soms aten we iets wat de meeste mensen hun varkens nog niet eens zouden voeren”, vertelt ze.“Op school werd ik vaak geslagen, omdat ik in slaap viel. Dat kwam door de honger.” Op haar negende verhuisde Milly voor een aantal jaren naar haar oom en tante, waar ze hard moest werken om haar eten te verdienen. “Ik moest veel klusjes doen, waardoor ik heel moe was. Maar ik had tenminste te eten en kon naar school, omdat mijn oom het schoolgeld betaalde.”
Eenzame jeugd
Eenzaam knokte Milly zich door haar jeugd. “Niemand hield van mij. Ik wist niet wat liefde was. Ik kreeg het niet en kon het daardoor ook niet geven. Ik had geen vrienden, zonderde me af en studeerde hard. Dat was mijn redding: op de momenten dat er niemand was die mijn schoolgeld betaalde, mocht ik toch blijven omdat ik zo goed presteerde. Er was altijd wel een docent die in mij geloofde.”
Op haar zestiende trok Milly weer bij haar moeder in, die inmiddels alleen in een sloppenwijk woonde. “Als het regende, werden de weinige spullen die we hadden, nat. Het huisje was heel klein, maar groot genoeg voor ons tweeën. Mijn moeder had een baantje als kok. Soms nam ze leftovers mee naar huis,dan was het feest.” Milly kende veel teleurstellingen en tegenslagen in haar jonge leven. Desondanks bleef ze een goede leerling. “Ik had maar één doel: mezelf ontwikkelen. Alleen dan zou ik verder komen in het leven.” Haar doorzettingsvermogen loonde. Op een dag kreeg ze een beurs toegewezen, waardoor ze naar de universiteit kon. “Ik moest huilen van dankbaarheid.”
‘God gebruikte mijn pijn’
Door haar liefdeloze jeugd groeide Milly op als een tough girl: een pittige dame die niet over zich heen liet lopen. Er was haar al te vaak pijn aangedaan. Bijna niemand kon door haar harde buitenkant heen breken. “Op een dag kwam ik in het United Christian Centre, de kerk waar ons project aan verbonden is. De pastor preekte over het hart en over de pijn die je in het leven kunt ervaren. Deze preek ging over mij. Het was het begin van een periode waarin ik ervaringen uit mijn jeugd begon te verwerken.” Sindsdien is Milly, als het even kan, in de kerk te vinden. Hier ontmoette ze ook Ronald, met wie ze trouwde en kinderen kreeg. “Onze tweede dochter, Abigaïl, overleed aan een bloedziekte toen ze 7 maanden oud was. Dit was een heel zware periode. Niet lang daarna raakte ik opnieuw zwanger. In diezelfde tijd kreeg ik de kans om voor Compassion een Moeder- en babyprogramma te starten. Hier kwamen moeders die beschadigd en wanhopig waren, die afgewezen waren, genegeerd werden, te maken hadden met ziekte bij henzelf en bij hun kinderen, die problemen hadden thuis. Ik wist precies wat ze doormaakten. God gebruikte mijn pijn om van betekenis te zijn in het leven van deze moeders. Het leven is groter dan alleen mijn gezin.”
Dankbaar en hoopvol
Samen met haar man en drie dochters woont Milly nu in een stevig huisje, waarin het droog blijft als het regent. Eerlijk gezegd oogt het nog steeds vrij armoedig, maar het is beter dan ze ooit heeft gehad. Het slaapvertrek wordt van de rest van de woning gescheiden door een gordijn, waardoor er enige privacy is. Naast de buitendeur is een kraan met stromend water, het sanitair delen ze met enkele buren. Het huis is een half uur reizen vanaf de sloppenwijk waar het project is. “We dromen van een groter huis in een betere buurt,” vertelt Milly hoopvol. “Als ik kijk naar waar ik vandaan kom, ben ik toch dankbaar voorwaar ik nu ben. Ik weet dat God plannen heeft voor ons leven. Ik bid veel en vertrouw erop dat Hij Zijn weg met mij gaat.”
Pastor Conard: ‘Ik leef niet voor mezelf’
Conard Sunday is pastor van de kerk waar het Compassion-project van Milly en Deborah aan verbonden is. Conard groeide zelf op in extreme armoede. Hij begroef op jonge leeftijd zijn ouders en daarmee ook zijn hoop. Het scheelde niet veel of de wanhoop was hem fataal geworden. Nu woont Conard samen met zijn vrouw Asha, vijf zonen en tien adoptiekinderen in een huis in Kampala, Uganda.